Struktuur en genese, 2007 (vol.20)

Struktuur en genese, 2007 (vol.20)

Inhoudsopgave
Ewald Vervaet, De genese van duolegpuzzels in de fasen 8-11, p.4-26.
Ewald Vervaet, Het ontstaan van het zelfgevoel – X, p.27-50.

—————

Samenvatting van ‘De genese van duolegpuzzels in de fasen 8-11’:
De eenvoudigste soort legpuzzel is die welke uit twee stukken bestaat. Bij het type dat Vervaet daarvan gebruikt in zijn proeven, bestaat een duo uit twee afbeeldingen die bij elkaar horen, bijvoorbeeld een broek en een trui of een hond en een mand. Verder heeft elk duo één achtergrondkleur: bij broek-trui is dat geel en bij hond-mand rood. We noemen dit duolegpuzels.
Met duolegpuzzels kan het begrip gerichte samengang van fase 11 (3 jaar – 3 jaar en 9 maanden) worden onderzocht. Een gerichte samengang is een concreet verband tussen twee identiteiten, bijvoorbeeld ‘leggen’ in ‘een vogel legt een ei’. Daarin zijn ‘vogel’ en ‘ei’ de identiteiten. Zie de samenvatting ‘Het ontstaan van het zelfgevoel – X’ hieronder. (Er is continuïteit tussen de fasen 10 en 11 omdat het identiteitsbesef in fase 10 ontstaat. Zie ‘Het ontstaan van het zelfgevoel – IX’.)
In fase 10 (31-36 maanden) is het kind in staat om duolegpuzzels te maken, als men er bijvoorbeeld vier tegelijk van aanbiedt. Het is dan de vraag of dat is omdat het vanuit fase 10 naar kleur kan sorteren zodat het de broek en de trui bij elkaar zoekt op grond van beide gele achtergrond, of omdat het beseft dat een broek bij een trui hoort of omgekeerd. Daarom heeft Vervaet een eigen viertal duolegpuzzels gemaak (tussen haakjes staat de achtergrondkleur):
zon (groen) en maan (rood),
hamer (groen) en spijker (rood),
broek (grijs) en trui (oranje) en
kop (grijs) en schotel (oranje).
Het blijkt dat het fase-10-kind dit achttal niet kan maken, maar bijvoorbeeld blijft proberen de zon en de hamer met elkaar te verbinden vanwege beider groene achtergrond. Pas het fase-11-kind is in staat dit achttal te maken. De reden is dat het beseft dat de zon bij de maan hoort of omgekeerd, dus op basis van een gerichte samengang als ‘de zon hoort bij de maan’.
Dan zijn er nog enkele andere varianten. De wijzen waarop kinderen tussen ongeveer 22 en 36 maanden ze proberen te maken, zijn een bevestiging voor de fasen 8 (22-26 maanden), 9 (26-31 maanden) en 10.

Wilt u meer informatie over dit artikel? Schrijft u dan aan info@stichtinghistos.nl.

Om terug te gaan naar de inhoudsopgave van alle afleveringen van Struktuur en genese klikt u hier.

—————

Samenvatting van ‘Het ontstaan van het zelfgevoel – X’:
In fase 11 (gemiddeld tussen 3 jaar en 3 jaar en 9 maanden) wordt het psychologische functioneren van het kind gekenmerkt door gerichte samengangen. Dat is een verband tussen twee fase-10-identiteiten, zoals ‘die vogel legt een ei’, ‘een hamer hoort bij een spijker’ (zie de samenvatting hierboven) en ‘Ik ben ouder dan Günther’.
Dat dit zo is wordt aangetoond voor transduceren (dit is het redeneren van concreet naar concreet), het vrijvormige tekeken van een boom tegen een helling, het overspelen van een bal, het tijdbesef, het gebruik van wederkerende voornaamwoorden bij werkwoorden met een verinnerlijkte betekenis (zoals ‘verheugen’ en ‘voorstellen’), de vergrotende trap, de taaltekens ’te’ (als in ‘de pop is te groot voor die doos’ en ‘anders’ (als in ‘niet knoeien. anders tafel vies’), het benoemen van kleurnuances (als ‘donkerbruin’), betrekkelijke bijzinnen, de duurvorm (als in ‘ik ben aan ’t wandelen’), het taalteken ‘eigenlijk’, de uitdrukkingen ‘horen bij’ en ‘wat voor (‘n)’, het verbeteren van iemands woordkeuze en/of uitspraak, vragenreeksen en het confabuleren.

Wilt u meer informatie over dit artikel? Schrijft u dan aan info@stichtinghistos.nl.

Om terug te gaan naar de inhoudsopgave van alle afleveringen van Struktuur en genese klikt u hier.

—————————————————————————————

Laatste bewerking van deze webpagina: 30 augustus 2017