Meerling en ouders, tot 26 maanden

Meerlingen Magazine, februari 2004, p.10-12

Meerling en ouders, tot 26 maanden

Ewald Vervaet

In dit artikel wordt de ontwikkeling van een deel van de sociale intelligentie tot een maand of zesentwintig geschetst, namelijk die van twee of meer kinderen in hun contact met één of meer volwassenen. Dat gebeurt aan de hand van waarnemingen bij tweelingen en hun ouders. De resultaten gelden uiteraard voor elk groepje kinderen dat in dezelfde ontwikkelingsfase zit en met één of meer volwassenen te maken heeft. Ervaren de kinderen elkaar als concurrent als er één volwassene in de buurt is? Zo ja, wat doen ze dan: de confrontatie aangaan of die juist vermijden? Voorzien ze in het geval van een confrontatie al wat de gevolgen zullen zijn – gesteggel en gedoe – of niet? En zo ja, hoe geven ze daar dan uiting aan: geven ze lucht aan hun ongenoegen over het op handen zijnde geruzie of seinen ze het andere kind in om geruzie te voorkomen?

Milou en Sven, onze denkbeeldige tweeling, vatten elkaar tot een maand of acht op als voorwerpen tussen andere voorwerpen.

Fysiek contact: elkaar duwen en slaan
Ook tussen acht en twaalf maanden vatten Milou en Sven elkaar nog als voorwerpen op, maar dan gaan ze elkaar bovendien als hindernissen opvatten wanneer ze allebei bij hun vader of moeder zijn: die zouden ze het liefste voor zichzelf alleen hebben. Duwen, trekken, slaan en dergelijke zijn het gevolg.

Aandachtscontact
Vanaf een maand of twaalf hebben ze al van een afstandje in de gaten dat het andere kind wat leuks met papa of mama aan het doen is en kruipen of lopen ze naar hen toe, zich nog niet bewust van het naderende onheil dat ze daarmee tegemoet gaan: duwen, trekken, enzovoort.

Parallel imiteren
Tussen twaalf en vijftien maanden maakt het voor Milou en Sven niet uit of ze met z’n vieren zijn of niet. Dat is pas vanaf vijftien maanden zo. Als Sven bijvoorbeeld met mama in een prentenboek aan het kijken is, zal Milou met een ander prentenboek naar papa gaan om met hem plaatjes te kijken. Dit is het parallelle imiteren: Milou doet bij de tweede volwassene wat Sven bij de eerste aan het doen is.

Ongenoegen bij voorbaat uiten
Milou, Sven en hun ouders zijn niet altijd met z’n vieren. Ook na achttien maanden is de tweeling wel eens bij één ouder. Wat gebeurt er dan? Vanaf achttien maanden brengt het kind dat met de volwassene bezig is en het andere kind naar hen toe ziet komen, z’n ongenoegen daarover al bij voorbaat tot uiting. Tussen vijftien en achttien maanden was van dat uiten pas sprake als het tweede kind daadwerkelijk bij het tweetal was gekomen en er geduwd en geslagen werd.

Signalen geven
Pas vanaf een maand of tweeëntwintig geven Milou en Sven elkaar signalen af dat broer respectievelijk zus maar beter uit de buurt kan blijven zolang ze met één ouder samen zijn. In zo’n situatie zeggen ze bijvoorbeeld ‘Nan-na-nan’ op een strenge toon. Het andere kind begrijpt dat en blijft uit de buurt totdat de ouder ‘vrij’ is.

Dit is een korte samenvatting. Wilt u het hele artikel lezen? Klik dan hier. De tussenkoppen hierboven komen overeen met de tussenkoppen in dat artikel.

Klik hier om naar de overige artikelen te gaan