Noordhollands Dagblad, 21 maart 2009
Leidsch Dagblad, Haarlems Dagblad, Gooi- en Eemlander, 21 maart 2009
Nederlands Dagblad, 1 april 2009
BN/De Stem, De Stentor, Brabants Dagblad, 17 april 2009
Dagblad de Limburger, Limburgs Dagblad, 25 april 2009
’Laat kinderen langer kleuteren’
Eric Kok
Kinderen gaan veel te snel van groep 2 naar groep 3. De basisschool probeert kinderen te vroeg te leren lezen, schrijven en rekenen. Het is zonde van de tijd, kinderen krijgen levenslang tegenzin in lezen en de kans op dyslexie wordt zelfs groter. Laat kinderen langer kleuteren, zegt ontwikkelingspsycholoog Ewald Vervaet.
Rond deze tijd valt in veel groepen twee de beslissing. Welk kind is rijp voor groep 3 en welk kind blijft nog een jaartje kleuteren. Volgens Vervaet wordt bij twijfel te vaak besloten om het kind toch over te laten gaan. Dat komt door druk van ouders en de onderwijsinspectie. ‘Vooral ouders met een hoge opleiding willen dat hun kind vroeg leert lezen en schrijven. Dat doen ze met goede bedoelingen, ze willen het beste voor hun kind. En de inspectie legt ook druk op de school. Kinderen moeten in acht jaar door de basisschool geloodst worden, en de inspectie test de kinderen al in groep 4 of 5 om te controleren of ze bepaalde dingen al kunnen’.
‘Het is onjuist en absurd’, vindt Vervaet. ‘Je moet kinderen pas naar groep 3 laten gaan als ze eraan toe zijn, en een te grote groep is er nog niet aan toe. Je moet niet naar biologische leeftijd kijken, maar naar de psychologische leeftijd. Misschien moet je daarvoor zelfs de wet veranderen. Het is beter om in de onderbouw met periodes van een half jaar te werken’.
Tien fasen
Vervaet onderscheidt in de psychologische ontwikkeling van een kind van nul tot acht jaar veertien periodes. Hij volgde vanaf 1991 28 kinderen vrij intensief tot ze drie jaar waren en merkte dat ze allemaal dezelfde tien fasen doormaken. Dat verwerkte hij tot het boek ’Groeienderwijs’.
Vervolgens kon hij twintig kinderen blijven volgen, twaalf eenlingen en vier tweelingen. Ze maakten allemaal dezelfde vier fasen door. ‘Het contact was iets minder intensief. De ontwikkelingsperiodes duren namelijk langer, pakweg twee jaar. Het was dus genoeg om ze elk half jaar te spreken’, zegt hij nu. In het vervolgboek ’Naar school’ beschreef Vervaet de fasen, die hij doornummerde van elf tot en met veertien.
In het begin van het schooljaar zitten kinderen van fase dertien en veertien door elkaar in groep 3. Fase dertien, zeg maar de kleuterfase, begint bij benadering als een kind 4½ is, en eindigt als het 6½ jaar is. Een kleuter ziet nog niet dat er evenveel limonade in een lang smal glas zit als het overgegoten wordt uit een laag breed glas. Sommige kleuters kunnen al tot twintig tellen, maar nog niet terug tellen.
En kleuters tekenen lichaamsdelen nog niet in de goede verhoudingen. De volgende fase, veertien, loopt ongeveer van 6½ tot 8½ jaar. De scholier heeft de limonadeproef door en kan boter, kaas en eieren spelen. Hij kan terugtellen vanaf twintig en kleine rekensommetjes maken. En hij begint aan het bestaan van Sinterklaas te twijfelen.
‘Ik zag bij al die kinderen in fase dertien dat ze nog niet toe waren aan lezen, schrijven en rekenen’, zegt Vervaet. ‘Ook als ze daarin al wel les kregen op school. Hun hersenen kunnen dat nog niet aan. Die zijn gewoon nog niet voldoende ontwikkeld, de verbindingen tussen verschillende hersencentra zijn nog niet volgroeid. Dat is overigens van alle tijden. Al bij de oude Grieken en Romeinen is te lezen dat de grens om te leren lezen en schrijven bij zes á zeven jaar ligt. Dat is nu nog zo, pas vanaf zes á zeven jaar zijn kinderen schoolrijp’.
‘Kinderen die nog in fase dertien zitten, missen gewoon het ruimtelijk inzicht dat nodig is om te leren lezen en schrijven. Ze zien letters nog als tekeningetjes, niet als symbolen die voor klanken staan. Ze zien de b niet als een andere letter dan de d, die spiegelen ze. Ze spiegelen een enkele keer ook de M en de W, en heel soms zelfs de t en de f. Kleuters kennen vaak wel een letter of zes, zeven, en kunnen soms hun eigen naam al schrijven en enkele losse woordjes zoals papa en mama’.
‘Maar het kan nog niets met alle letters en met nieuwe woorden. Rutger van vijf leest het woord rug als zijn eigen naam; hij ziet enkele bekende tekeningetjes en raadt de rest erbij. Nieuwe woorden lezen van drie of meer letters is voor kleuters te moeilijk. Neem het woord kast. Eerst herken je de letter k, je maakt de klank k, dan lees je de letter a, maakt er de klank a van en koppelt dat terug aan de k-klank van daarvoor. Vervolgens ga je verder met de s, en daarna de t. Dat zie je bij kinderen die beginnen te lezen. Kleuters kunnen dat heen en weer gaan tussen lettertekens en verklanken nog niet’.
Het heeft ook geen zin om kleuters geschreven taal aan te bieden. Zelfs aanvankelijk lezen is zinloos. Dat werkt met trucjes, zoals woorden raden en hele woordjes leren. Maar de techniek van het lezen en schrijven, dat leren ze er niet sneller van. Je kunt beter taalspelletjes met ze doen, bijvoorbeeld rijmen en wisselrijtjes, zoals zon – zien – zijn – zaan. Daardoor leren ze de klanken in woorden te onderscheiden. En ze leren meer woorden. En laat ze veel tekenen, dat is ook goed voor hun ruimtelijk inzicht’.
Schrijven
‘Een kind dat in fase veertien zit, leert het juist heel snel. Als een kind eraan toe is, leert het in een week of acht lezen. En dan is het ook het goede moment om met schrijven te beginnen. In fase veertien herkent het kind pas de schrijfzones, dat de staarten van de p, de g en de j onderuit steken en de vlaggen van de d, de b, de h, de t en de k erbovenuit’. Leerkrachten weten vaak of een kind aan lezen en schrijven toe is. ‘Dat zie je aan de tekeningen die ze maken. Kijk maar naar de huizen die ze tekenen. Een kind in fase dertien tekent de schoorsteen scheef, haaks op het dak. Pas in fase veertien heeft het kind door dat het niet naar het dak, maar verder weg, naar de grond moet kijken. Zo zijn er meer signalen’.
Het is zonde van de tijd om te vroeg te beginnen met lezen en schrijven, stelt Vervaet. ‘Een kind dat te vroeg begint, doet er anderhalf jaar over, terwijl het in acht weken kan. Als het kind er maar aan toe is. Bovendien loop je het gevaar dat een kind een levenslange tegenzin tegen lezen en schrijven krijgt. Het is nooit leuk om op je tenen te moeten lopen en niet aan de verwachting te voldoen. Zo’n kind blijf ook vaak zijn hele leven lang slecht lezen en schrijven. De kans op dyslexie, woordblindheid, wordt ook groter. In Finland, Denemarken en Marokko begint men later met lezen, en daar komt duidelijk minder dyslexie voor. Te vroeg beginnen werkt alleen maar averechts. Laat een kind liever langer kleuteren!’
Vervaet heeft doordenkers gemaakt over de vraag ‘rijp voor groep 3 of nog kleuteren?’. Zie www.stichtinghistos.nl/groep_2_of_3.htm – (tijdelijk) op dit moment niet beschikbaar wegens vernieuwingen / aanpassingen aan de website.