Correspondentie met Paul Leseman, pedagoog
Reactie op ‘Het pre-COOL cohort tot en met groep 8’
dr. Ewald Vervaet; 21 februari 2024
Het onderzoek gebruikt psychometrische onderzoeksmiddelen zoals puntsschalen (twee treffers op ‘puntscha’), vragenlijsten (13 treffers op ‘vragenlijst’) en CLASS Toddler & CLASS Pre-K (p.48).
Verder verwijst het verslag naar uitslagen van Citotests zoals ‘Taal voor kleuters’ (17 treffers). Die test heb ik besproken; zie een samenvatting op https://stichtinghistos.nl/over-ons/struktuur-en-genese/2013-26. Ik stuur het artikel graag toe.
Ook valt het me op dat het verslag op p.48 spreekt van ‘kwaliteitsmetingen’, maar dat blijkt dat men meent kwaliteit met kwantitatieve instrumenten te kunnen bepalen. Volgens mij is dat onmogelijk. Men stelle zich voor dat scheikundigen nieuwe elementen, wat kwaliteiten zijn, met kwantiteiten zouden hebben gevonden; in de geschiedenis van de ontdekking van de elementen is dat altijd kwalitatief gegaan. Voor broom (in 1826) en cesium (in 1860) heb ik dat laten zien in mijn artikel over de geschiedenis van het periodiek systeem – desgewenst stuur ik die voorbeelden graag toe.
Tot slot: het is duidelijk dat het verslag op de getallen die de onderzoekers met hun psychometrische middelen hebben verkregen, inferentieel-statistische berekeningen uitvoeren; 12 van de 14 treffers op ‘statisti’ in de tekst zelf.
Kritiek, uiteengezet voor een 5-puntsschaal
Mijn kritiek op psychometrisch-inferentieel-statistisch onderzoek geldt voor alle psychometrische middelen (ook voor vragenlijsten en meerkeuzetoetsen), maar is volgens mij het snelst en het duidelijkst te schetsen voor puntsschalen. Het onderzoek spreekt van 5-puntsschalen (p.82) en van 7-punstsschalen (p.54).
Laten we de 5-puntschaal nemen. Op vier uitspraken kan men vijf antwoorden geven: van ‘beslist onwaar’ (levert 1 punt op) tot ‘beslist waar’ (levert 5 punten op). Die uitspraken zijn:
Dit kind: a) Denkt al gauw dat het werk af is
b) Werkt nauwkeurig
c) Houdt snel op als iets niet lukt
d) Kan een hele tijd in dezelfde houding blijven doorwerken.
Welnu, niemand – ook de onderzoekers van het verslag niet – kan aangeven dat ‘waar’ op ‘Dit kind werkt nauwkeurig’ (levert 4 punten op) in psychologisch en/of onderwijskundig opzicht twee keer zo veel waard is als ‘onwaar’ op die uitspraak (levert 2 punten op). Dat geldt ook voor de drie andere beweringen.
In het algemeen geldt dat volstrekt onduidelijk is dat de vijf antwoorden zich in psychologisch en/of onderwijskundig opzicht tot elkaar verhouden als 1 ÷ 2 ÷ 3 ÷ 4 ÷ 5, hoewel ze wel 1, 2, 3, 4 respectievelijk 5 punten krijgen.
Dit geldt ook voor hun sommen, die variëren van 4 tot 20 punten: het is volstrekt onduidelijk waarom die totaalscores zich in psychologisch en/of onderwijskundig opzicht tot elkaar zouden verhouden als 4 ÷ 5 ÷ … ÷ 19 ÷ 20.
Toch trekken de onderzoekers wel allerlei psychologische en/of onderwijskundige conclusies uit hun inferentieel-statistische berekeningen op deze in psychologisch en onderwijskundig opzicht betekenisloze getallen. Aldus leveren het onderzoek en het verslag een papieren werkelijkheid.
Zie verder mijn artikelen ‘Los de onderwijscrisis op!’ en ‘Hoe redden we het onderwijs wél?’, dat daaraan ten grondslag ligt. En ook in mijn proefschrift heb ik soortgelijke kritiek gegeven – met als gevolg een oorverdovende stilte, veel hetze en verdachtmaking, isolering en … een onderwijscrisis die zich aan het verdiepen is omdat de veroorzakers van de problemen tot gidsen op weg naar een oplossing worden gemaakt.
Lezing, met verklaring voor de onderwijscrisis
Op 31 januari heb ik voor ongeveer 400 leerkrachten (200 in de zaal en 200 via een i-verbinding) een lezing gegeven. De organisatoren hadden me uitdrukkelijk verzocht mijn kijk op de onderwijscrisis te geven. Dat heb ik gedaan; zie punt 4 van de diaserie bij die lezing [die lezing hebben de ambtenaren van het ministerie ook gevolgd en de PDF ervan hebben ze in hun bezit; EV].
—————————————————————————————
Laatste bewerking van deze webpagina: 6 juli 2025