Gedachtewisselingen

Gedachtewisselingen

De titel ‘Gedachtewisselingen’ van deze webpagina klopt eigenlijk niet want in de praktijk zijn er slechts aanzetten tot een gedachtewisseling. 
   Maar eerst: waar zouden die gedachtewisselingen over moeten gaan en wat is hun kern? 

Twee kijken op ontwikkeling en onderwijs
De kern van de kwestie is dat er onder ontwikkelingspsychologen en onderwijskundigen (voortaan O/O) twee families van kijken op ontwikkeling en onderwijs zijn: de empirische kijk en de empiristische kijk.
   De drie schuingedrukte letters ‘ist’ staan voor een wereld van verschil want die twee kijken staan haaks op elkaar. De empiristische kijk is aan de universiteiten dominant, maar wat dat heeft opgeleverd en daarvan in het onderwijs is doorgedrongen wordt als kindvreemd ervaren bij de overgrote meerderheid van de leerkrachten, toch zeker bij die in het kleuteronderwijs.

In de eerste, empirische kijk tracht men onbegrepen verschijnselen te verklaren; verklaringspogingen worden aan nieuwe feiten nagetrokken; een houdbare verklaring(spoging) leent zich wellicht voor toepassingen. Op deze manier is het ook steeds in de exacte wetenschappen gegaan; als wis- en natuurkundige heeft dr. Ewald Vervaet hier enig wetenschapshistorisch onderzoek naar gedaan.*

De tweede kijk is de empiristische kijk op wetenschap en werkt niet volgens ‘onbegrepen verschijnsel –> verklaringspoging –> houdbare verklaring –> toepassing’. Empiristisch werkende wetenschappers zijn er feitelijk alleen in de mens-, maatschappij- en beleidswetenschappen zoals de ontwikkelingspsychologie en de onderwijskunde en niet – zoals ze zelf ten onrechte wél denken – in de exacte wetenschappen (en in de taalwetenschappen maar daar verwijzen ze voor zo ver mij bekend nooit naar).
   O/O-empiristen richten zich eerst en vooral op meten. Omdat ze dat zonder inhoudelijke O/O-theorie moeten doen (want die hopen ze immers later te vinden), ontwerpen ze psychometrische instrumenten als puntsschalen, vragenlijsten en meerkeuzetoetsen. Die leveren scores op. Op die scores voeren ze inferentieel-statistische berekeningen uit: gemiddeldes, standaardafwijkingen, correlatiecoëfficiënten, regressieanalyses en zo meer. En daar rekenen ze significantienivo’s voor uit. Statistisch-significante resultaten zouden O/O-feiten zijn, maar zijn het dat ook? Volgens empirici zijn het echter O/O-schijnfeiten. 

Feiten of schijnfeiten?
Psychometrische scores en inferentieel-statistisch significante resultaten zijn ongetwijfeld rekenkundige feiten. Daar zijn empirici en empiristen het met elkaar over eens. Zijn het echter ook O/O-feiten?
   Volgens empirici zijn psychometrische scores en inferentieel-statistische resultaten geen O/O-feiten, al zijn ze statistisch bekeken nog zo significant want ze hebben begripsmatig geen betekenis. We bekijken dit voor een puntsschaal.
   Nemen we een puntsschaal met 20 uitspraken waar men 7 reacties op kan geven; de scores staan eronder:

Nee!        Nee.        Nee?        Weet niet/geen mening        Ja?        Ja.        Ja!
 (1)           (2)            (3)                            (4)                            (5)        (6)        (7)

Dit levert 20 deelscores op, die men bij elkaar optelt. De minimumscore is dus 20 en de maximumscore 140.
   Welnu, door dit optellen neemt men impliciet aan dat op het nivo van de deelscores zoiets zou gelden als ‘Weet niet/geen mening’ is in O/O-opzicht twee keer zoveel waard als ‘Nee’ en ‘Ja’ is in O/O-opzicht drie keer zoveel waard als ‘Nee’; hun deelscores zijn immers 2 (‘Nee’), 4 (‘Weet niet/geen mening’) respectievelijk 6 (‘Ja.’). Maar dát dat zo is, is nog nooit aangetoond.
   Sterker: zolang niet is aangetoond dat bijvoorbeeld ‘Ja.’ in O/O-opzicht drie keer zo veel waard is als ‘Nee.’, dienen we aan te nemen dat scores op puntsschalen slechts rekenkundige feiten zijn die niet als O/O-feiten kunnen worden opgevat. Doet men dat toch – en empiristen doen dat – dan werkt men met O/O-schijnfeiten.

Kortom:
Resultaten die verkregen zijn door verklarend en natrekkend te werken, zijn empirische feiten.
   Resultaten die verkregen zijn met psychometrische scores en inferentieel-statische berekeningen zijn empiristisch van aard; het zijn slechts rekenkundige feiten maar ontwikkelingspsychologische en/of onderwijskundige schijnfeiten.

Kern van het patroon in de aanzetten
In de aanzetten tot een gedachtewisseling keert steeds een patroon terug. De kern daarvan is – er zijn varianten:

* op het werk van Vervaet levert iemand uit eigen beweging kritiek die als ernstig wordt voorgesteld;
* Vervaet weerlegt die kritiek die empiristisch blijkt te zijn, met empirische feiten en laat met empirische feiten bovendien zien dat zijn werk versterkt overeind blijft;
* de initiatiefnemer van de kritiek reageert niet op Vervaets weerlegging.

In de wetenschap mag men alles beweren, maar is een bewering slechts een vermoeden of speculatie indien er geen feiten bij worden geleverd. De initiatiefnemer van kritiek heeft dan ook twee keer verloren:

* inhoudelijk heeft de initiatiefnemer verloren want van de kritiek blijft weinig tot niets over;
* voor zover diegene wetenschapper is en de beweringen als feiten blijft voorstellen, heeft diegene zijn wetenschappelijke eer verloren.

Het terugkerende patroon was er al vóór september 2015, maar daarna is Vervaet gedachtewisselingen die voortijdig door de initiatiefnemer zijn afgebroken, gaan verzamelen.
   In alle gevallen verdwalen Vervaets tegenstanders in inhoudsloze polarisaties door schelden, spelen op de man absurde beweringen en zogenaamde tegenvoorbeelden, terwijl ze de gedachtewisseling zelf, die over uitgangspunten en feiten vóór en tegen zou moeten gaan, ontwijken; zie de argumentatiehiërarchie van Graham.
   Vervaet betreurt die zeer omdat de wetenschap en het (lees)onderwijs hieronder lijden. Toch ziet hij zijn tegenstanders in de allereerste plaats als slachtoffers van de geschiedenis van 1929 toen Philip Kohnstamm de gedachte in ons land introduceerde dat ontwikkelingsfasen niet zouden bestaan en kinderen ongeacht rijpheid leerbaar zouden zijn; zie Basisonderwijs zonder basis / Basisonderwijs met basis.  

Aanzetten
1. Begin september 2015 bekritiseert een medewerker van het Samenwerkingsverband Waterland Vervaets cursus Leesrijpheid. Klik hier.

2. Op 15 december 2016 bekritiseren twee docenten van een pabo in Zwolle Vervaets cursus Leesrijpheid. Klik hier.

3. Op 22 juni 2017 bekritiseert een orthopedagoge Vervaets leeslijn Ontdekkend Leren Lezen (OLL). Klik hier.

4. Op 26 januari 2018 wijst een tijdschriftredactie een artikel van Vervaet, waartoe zij hem had uitgenodigd, af omdat de meerderheid het bij nader inzien toch niet met Vervaet eens is. Die meerderheid geeft daar geen argumenten bij. Eén redactielid meent dat er al een discussie over geweest is, maar hij noemt desgevraagd geen bronnen. Klik hier.

5. Eind april 2018 noemt een onderwijskundige Vervaets advies om pas met leesonderwijs te beginnen als het kind er rijp voor is ’tenenkrommend en onverantwoord’. Klik hier.

6. Op 3 oktober 2019 noemt de Vygotskijaanse onderwijspedagoog Bert van Oers Vervaets suggestie om onderwijs óp het ontwikkelingsnivo van het kind te geven (in plaats van erbóven) ‘riskant’. Klik hier.

7. Rond 1 oktober 2019 werpen twee Vygotskijaanse onderwijspedagogen vragen op over schoolrijpheid en noemen ze de grote variatie tussen kinderen een argument tegen ontwikkelingsfasen. Klik hier.

8. Op 23 oktober 2020 werpt de onderwijskundige Henk Blok vier bezwaren op tegen wat Vervaet in een vraaggesprek stelt. Klik hier.

9. Vanaf 26 april 2018 maakt de leerkracht en onderwijsadviseur Marcel Schmeier opmerkingen over ontdekkend leren. Op 6 februari 2019 schrijft hij er een internetartikel over, dat Vervaet pas op 9 november 2020 opmerkt. Klik hier.

10. Op 1 oktober 2020 veroordelen orthopedagoog Aryan van de Leij en taal- en leesonderwijsdeskundige Kees Vernooy Vervaets opmerkingen tijdens een bijeenkomst in de Tweede Kamer. Vernooy zwijgt al na de eerste ronde; Van der Leij zwijgt na vele rondes waarin hij in plaats van feiten aan te dragen, scheldt en op de man speelt. Klik hier.

11. Op 23 september 2020 beveelt Marita Eskes de Tweede Kamer aan om de problemen in het leesonderwijs met Directe Instructie op te lossen. Op 20 januari 2021 geeft de WSK hier een reactie op. Eskes reageert niet. Klik hier.

12. Op 23 september 2020 beveelt Anna Bosman de Tweede Kamer aan om de problemen in het leesonderwijs met Directe Instructie op te lossen. Op 20 januari 2021 geeft de WSK hier een reactie op. Bosman reageert met Paul Kirschner. De WSK reageert daarop, maar Bosman en Kirschner reageren niet meer. Klik hier

13. Op 19 oktober 2019 wijzen Sarah Bergsen, Anna Bosman, Paul Kirschner en Erik Meester de constructivistische (onderwijs)filosofie af als raadgever voor het inrichten van het onderwijs en het maken van didactische keuzes. Op 26 augustus 2021 nodigt Vervaet hen uit tot een gedachtewisseling. Klik hier.

Hopelijk volgt er geen veertiende voortijdig afgebroken aanzet…

—————————————————————————————

* We beperken ons tot vijf voorbeelden:
– de geschiedenis van het denken over zwaartekrachtverschijnselen (in mijn proefschrift Strukturalistische verkenningen in kennisleer en persoonlijkheidsleer; zie ook ‘Newton’s construction of the law of gravitation’);
– de begingeschiedenis van kleurenblindheidsplaten (die door testpsychologen geheel onterecht ‘kleurenblindheidstests’ worden genoemd en op voet van gelijkheid worden geplaatst met IQ-tests; klik hier en hier voor een samenvatting; zie ook ‘De eerste kleurenblindheidsproeven’ (van internet geplukt op 13 februari 2022));
– de geschiedenis van de spectraalanalyse (naar aanleiding van een empiristische opvoedkundige die correlatiecoëfficiënten ten onrechte had vergeleken met de correlatie tussen scheikundige elementen en verbindingen aan de ene kant en hun spectra aan de andere kant; zie ‘De geboorte van de spectraalanalyse’);
– de ontdekking van Amerika (epistemologisch bekeken was Columbus’ ontdekking van Amerika een poging om een vermoeden dat hij voor zes opmerkelijke waarnemingen, na te trekken; klik hier voor een samenvatting); 
– de geschiedenis van de statistiek (empiristen maken geen onderscheid tussen de beschrijvende statistiek en de kansrekening aan de ene kant en de inferentiële statistiek aan de andere kant, maar empirisch gezien dient hier een scherp onderscheid gemaakt te worden: vijf van de zes soorten statistiek leveren empirische feiten op, maar de inferentiële statistiek valt hier buiten; klik hier voor een samenvatting). 

—————————————————————————————

Laatste bewerking van deze webpagina: 15 februari 2022