gedachtewisseling 10_vdlv_vervaet aan van der leij_21 november 2020_10

Vervaet aan Van der Leij, 21 november 2020

Geachte heer Van der Leij,
Waarde collega,

Dank voor uw schrijven van 19 november. Om uw woordspeling ‘dr. Prietpraet’ op ‘dr. Vervaet’ moest ik even glimlachen, maar ik ga er vooralsnog van uit dat u als wetenschapper eerst en vooral sterk bent in het spelen op de bal.

Ik begrijp dat u meent dat mijn stellingen over ‘empiristisch-positivistisch’, ‘empirisch-feitelijk’, ‘inferentiële statistiek’, ‘ontwikkelingsfasen’, ‘louter hakken –> … –> onmiddellijk lezen’ en ‘trainen van niet-rijpe kinderen’ prietpraat zijn. Dat roept bij mij een herinnering op.
   Tijdens een wiskundepractikum luidde de opdracht om bij gegeven axioma’s te bewijzen dat -1<0. Een medestudent riep: ‘Dat is toch wiedes!’. Docent: ‘Als het wiedes is, moet u het kunnen bewijzen. Als u het niet kunt bewijzen, is het kennelijk niet wiedes’. In een variant daarop:
   Als mijn stellingen prietpraat zijn, moet u dat met feiten kunnen aantonen. Als u dat niet met feiten kunt aantonen, is het kennelijk geen prietpraat.

Ik nodig u daarom van harte uit om mijn ongelijk en/of uw gelijk met feiten aan te tonen – daar kunnen wetenschap en leesonderwijs alleen maar beter van worden.
    Indien u daarin slaagt en ik mijn stellingen niet terugneem, dan nodig ik u nogmaals uit om me als wetenschapper openlijk aan te klagen.

Met vriendelijke groeten,

dr. E. Vervaet

cc: kerngroep van de WSK, Stichting Histos (dank allebei voor het meedenken!), dr. C. Vernooy

—————————————————————————————

Laatste bewerking van deze webpagina: 29 januari 2021