gedachtewisseling 10_vdlv_vervaet aan van der leij_6 november 2020_5b

Vervaet aan Van der Leij, 6 november 2020

begeleidende e-brief:

Geachte heer Van der Leij,

In de bijlagen onze brief en die van dr. E. Vervaet als reacties op uw brief van 2 november jongstleden. Samengevat:

* Wat in uw ogen feiten over Bouw! zijn, zijn goeddeels (of allemaal) geen feiten maar artefacten.
* Het is géén feit dat er consensus is over directe instructie als beste leesdidactiek.
* Het is wél een feit dat een leesrijp kind ontdekkend kan leren lezen.

Met vriendelijke groeten,

de kerngroep van de WSK

cc: Kamercommissie van OCW, Stichting Histos, dr. C. Vernooy

= = = = = 

eigenlijke brief:

Geachte heer Van der Leij,
Waarde collega,

Dank voor uw brief van 2 november jongstleden. Deze brief bevat veel interessante opmerkingen#, maar u weerlegt volgens mij niets van mijn beweringen in mijn brief van 16 oktober jongstleden aan u.

U schrijft dat een uitspraak van mij ‘in flagrante tegenspraak is met [uw] bevindingen’.
      Ik heb uitvoerig uiteengezet waarom ik het feitelijke karakter van die bevindingen in twijfel trek. Ook schrijf ik waarom het volgens mij artefacten zijn (bijlage bij mijn brief, IX, p.14-17). U gaat niet in op mijn betoog, maar stelt slechts opnieuw dat volgens u uw bevindingen een feitelijk karakter hebben.
      Tegenover uw herhaling stel ik dat mijn werkwijze (‘opmerkelijk verschijnsel –> vermoeden –> natrekken van het vermoeden aan nieuwe feiten’) feitelijk houdbare kennis genereert en de inferentiële statistiek artefacten. U heeft geen van beide ontkracht. Daarom ben ik niet in flagrante tegenspraak met uw bevindingen, maar spreken we elk vanuit een andere optiek over wat wetenschappelijk onderzoek is, dat geldige en betrouwbare kennis oplevert.

Ik zet grote vraagtekens bij de consensus die er volgens u over directe instructie is (‘b. Visible learning […] ontdekkend leren lezen (VII)’; bijlage, p.12v).
      U gaat niet in op die vraagtekens.

Ik zet vijf kanttekeningen bij uw opmerking over ‘(zelf)ontdekkend leren’ (bijlage, VII, p.13).
      U gaat niet op die kanttekeningen in.

Ik heb de indruk dat u in de twee alinea’s in de passage ‘Die uitspraak is […] zie tweede punt’ het bestaan van twee haaks op elkaar staande zienswijzen ontkent – bovenop de ontkenning van de leesfasen van ‘louter hakken’ tot ‘onmiddellijk lezen’.
      U gaat zelfs zo ver dat u mijn persoonlijke en wetenschappelijke integriteit in twijfel trekt en mij als leugenaar aanmerkt. Echter, ik beschrijf slechts hoe ik vanuit mijn zienswijze, dus mét ontwikkelingsfasen, zónder trainingen en zónder inferentiële statistiek, kijk naar uw zienswijze zónder ontwikkelingsfasen, mét trainingen en mét inferentiële statistiek.

U schrijft: ‘Onze interpretatie […] ten faveure van zijn eigen opvattingen die zo’n staat van dienst niet hebben’.
      Volgens mij ligt zo’n interpretatie op het vlak van zieleroerselen en hoort zij niet thuis in een wetenschappelijke gedachtewisseling. Ik stel daarom voor om ons tot die gedachtewisseling te bepalen.
      Nogmaals: we zijn beiden slachtoffer van de geschiedenis. Ik heb me daarvan kunnen losmaken. Als wetenschapper sta ik tegenover u omdat onze zienswijzen niet overeenkomen. Dat staat wat mij betreft een gedachtewisseling niet in de weg.

Met vriendelijke groeten,

dr. E. Vervaet

cc: Kamercommissie van OCW, Stichting Histos, dr. C. Vernooy

Noot #
Zoals de wikipedia-omschrijving van het begrip ‘wetenschapper’, uw kijk op het wetenschappelijke forum, op het begrip ‘proefschrift’ en op het citeren van andermans werk en het onderwerp ‘wisselwerking tussen aanleg en invloed van omgeving’.

—————————————————————————————

Laatste bewerking van deze webpagina: 29 januari 2021