Gedachtewisseling 6 Vervaet 31 december 2019_6

Vervaet, 31 december 2019

Geachte heer Van Oers,

Dank voor uw schrijven van 28 december jongstleden. Ik ga in op twee punten in uw schrijven.

1. Een semantisch punt is het woord ‘aansluiten’. Ik druk me uit in Vygotskijaanse termen. In zienswijze A betekent ‘aansluiten’ dat de leerkracht zich in zijn aanbod aan het kind beperkt tot de ‘zone der actuele ontwikkeling’. U gebruikt ‘aansluiten’ echter in de zin van ‘gaan van zone der actuele ontwikkeling naar zone der naaste ontwikkeling’, waarmee u per definitie niet meer aansluitend bent in de betekenis van zienswijze A. Zienswijze A wil óp het psychologische ontwikkelingsnivo van het kind blijven; zienswijze B wil erbóven gaan zitten.

2. Uw enige wetenschapsinhoudelijke punt is: ‘Mijn punt in (bijv.) het Trouw-artikel is dat dat ontwikkelingsniveau zelf een gevolg is van een stimulerende interactie. DAAROM moeten we er niet op wachten, maar juist de ontwikkeling stimuleren. Uit voorzorg zeg ik er maar bij: dat is NIET aan de wortels trekken om ze sneller te laten groeien’.
   Uw punt ‘dat dat ontwikkelingsniveau zelf een gevolg is van een stimulerende interactie’, had ik al in mijn open brief staan: ‘U schrijft aan de sociale omgeving van het kind een ontwikkelende kracht toe’ (3, punt b).
   Het punt is nu juist dat ‘stimuleren tot een ontwikkelingsniveau’ volgens zienswijze A feitelijk niet blijkt te bestaan: als een kind een oplossingsgedraging, die steunt op een bepaald ontwikkelingsnivo (in de zin van psychologische operaties), niet heeft, blijkt het niet tot dat ontwikkelingsnivo te kunnen worden gestimuleerd en dus ook niet om op een beklijvende manier de betreffende oplossingsgedraging te vertonen. Omgekeerd, toch zulke stimuleringspogingen doen komt er nu juist wél op neer dat u in de ogen van iemand met zienswijze A bezig bent om – onbedoeld wellicht maar daarom niet minder feitelijk – beeldend gesproken ‘aan een plant te trekken om ze sneller te laten groeien, terwijl ze er feitelijk door wordt ontworteld’. Nogmaals: in die sfeer schreef u in 1988 over leeractiviteiten die al rond 7 jaar mogelijk zouden zijn, terwijl zienswijze A ze op psychologische en neurologische gronden pas gemiddeld rond 12 jaar voor mogelijk houdt.

Vooralsnog zie ik dus geen reden om mijn open brief te verbeteren.
   Voor u staan er uit mijn open brief nog verschillende punten open:
* al of niet terug hebben getrokken van uw artikel van 1988;
* feiten tegen de in 2.2 door mij genoemde ontwikkelingsverschijnselen;
* feiten tegen de door mij aangetoonde ongeldigheid van de uitkomsten van trainingsstudies;
* feiten tegen mijn optiek op het sociale (3, punt b);
* feiten tegen voorwaardenscheppend (in plaats van zoals u meent ‘afwachtend’) onderwijs (3, punt c);
* feiten tegen uw en mijn slachtoffer-zijn van de geschiedenis (4);
* mijn aanbod om tot een synthese te komen tussen uw op spel gebaseerde onderwijsvorm en de psychologische ontwikkelingsfasen (4, tegen het slot);
* enzovoort.
   Ik zie uw zakelijke en van voor eenieder natrekbare feiten voorziene reacties graag tegemoet.

Met vriendelijke groeten en u nogmaals een goed 2020 toewensend,

Ewald Vervaet

—————————————————————————————

Laatste bewerking van deze webpagina: 31 december 2019