Brief scholen Twente

Geachte,

Op maandag 24 oktober hebben er in TCTubantia diverse artikel gestaan over letterkennis en leesonderwijs vanaf 4 jaar, op p.1, p.4 en p.5. Onze medewerker, dr. Ewald Vervaet, komt er uitvoerig in aan het woord. Als u die krant niet tot uw beschikking heeft, doe ik u desgewenst die artikelen zo spoedig mogelijk elektronisch toekomen.
In de artikelen worden door drs. Ad Kappen en dr. Kees Vernooy een aantal onjuistheden verteld, waar ik u graag op wil attenderen.

* Vernooy legt Vervaet de woorden ‘Niets doen in groep 1 en 2’ in de mond. Vervaet stelt echter dat kleuters voorbereid dienen te worden, op leren lezen met rijmen, hakken en andere vormen van klankanalyse en op leren schrijven met tekenen, knippen, kleien en andere manieren van vormbesef. Zie ‘Naar school; psychologie van 3 tot 8’, paragraaf 3.4.

* Volgens Kappen en Vernooy zou Vervaet beweren dat in hun lesmethode de kinderen ‘stijf in de bankjes’ zitten en dat letters ‘de hele dag [zouden worden] geoefend’. Vervaet geeft echter een juiste voorstelling van zaken: vanaf de eerste dag op school is elk kind 3 tot 4 kwartier per dag met letterkennis bezig, en wel op een manier die voor het kind zelf zo leuk mogelijk wordt gemaakt. De kwestie is: is een kind aan leren lezen toe of niet? Dat is de overgrote meerderheid in groep 1 en 2 volgens Vervaet niet. Kappen en Vernooy tonen niet aan dat ze er wel aan toe zijn. Ze gaan niet in op de kern van Vervaets stelling: een kind dat aan leren lezen toe is, maakt zich in 40 uur alle letters eigen én kan lezen, terwijl een kind dat er niet aan toe is, zich in 350 uur 16 letters eigen maakt (bijna 22 uur per letter!) zonder te kunnen lezen.

* Vervaet, die net als Vernooy gepromoveerd is in de sociale wetenschappen, zou zich volgens Vernooy niet op wetenschap baseren. In plaats van Vervaet te diskwalificeren dient Vernooy de twee proeven in Vervaets boek ‘Naar school’ (paragrafen 5.6 en 5.7) te bespreken: op die proeven beroepen Vernooy en andere voorstanders van vroegtijdige letterkennis en/of leesles zich, maar Vervaet laat zien dat het slechte proeven zijn en dat men er niet uit kan concluderen dat kleuters zouden kunnen leren lezen.

* Dyslexie is volgens Kappen en Vernooy een aangeboren neurologische afwijking. Wat echter aangeboren is, is niet dyslexie zelf maar de locaties van de verschillende hersendelen die bij lezen betrokken zijn; zie Vervaets boek ‘Naar school’, paragrafen 8.4 en 8.5.

Ziet u verder bijgaande artikelen die de vakbladen ‘Het schooljournaal’ (CNV) en ‘Het onderwijsblad’ (FNV) en in het ouderblad J/M hebben gestaan (voor de lezers op internet: deze artikelen kunt u opvragen bij infostichtinghistos.nl).
Mocht u vragen hebben naar aanleiding van de artikelen in TCTubantia of in de bijlagen, dan zal Vervaet die graag beantwoorden!

Met vriendelijke groet,

Rob Kooijman,
secretaris van Stichting Histos