Antwoord a bij het tweede pompoentje

Antwoord a bij het tweede pompoentje

Huub van 3 jaar en 7 maanden luistert ademloos naar het sprookje van Hans en Grietje dat zijn twee jaar oudere zus Roosmarijn hem rond 4 uur verteld. Als het enkele later aan het schemeren is barst hij in huilen uit: de heks uit het sprookje zou aan de overkant van de straat lopen.

Hoe komt het dat Huub de heks ziet lopen en daar bang voor is?


  1. Huub plaatst de bron van zijn gevoelens in de buitenwereld. Daartoe biedt de schemering hem alle gelegenheid: de straatverlichting gaat aan en in de schaduwen die zo ontstaan, meent hij de heks te herkennen.

Dit antwoord is juist. Huub zit in fase 11 (gemiddeld: 3 jaar – 3 jaar en 9 maanden). Daarin plaatst het kind de bron van zijn gevoelens in de buitenwereld. Gevoelens als ‘ik vind dat mooi’, ‘daar hou ik niet van’ en ‘ik ben bang voor de heks’ zouden in eerste instantie niet van het kind zelf zijn, maar in de buitenwereld zitten. Huubs heks zou daarom van zichzelf angstbeladen zijn en van dat angstbeladene zou hij slechts kennis nemen, precies zoals hij ook kennis zou nemen van haar kromme neus.

Terug naar het tweede pompoentje als je de toelichtingen bij de onjuiste antwoorden wilt lezen.


Klik hier als je naar de andere pompoentjes wilt.

Zie verder Ewald Vervaet, Naar school; psychologie van 3 tot 8, paragraaf 1.6 (gevoelens zouden van buiten naar binnen komen).