gedachtewisseling 10_vdlv_vervaet_afsluiting_29 januari 2021_21

Afsluiting van de e-briefwisseling tussen Van der Leij en Vernooy enerzijds en mijzelf anderzijds

dr. Ewald Vervaet, Amsterdam, 29 januari 2021

Op 1 oktober 2020 noemen Van der Leij en Vernooy mijn uitspraken over Bouw! en het Leesverbeterplan Enschede van 23 september 2020 in een brief aan de WSK nep-informatie en roepen ze de kerngroep van de WSK op om hun brief onder de WSK-leden te verspreiden en publiekelijk afstand te nemen van die uitspraken.
      Op 16 oktober laat de kerngroep hen weten dat ik op de inhoud van hun brief reageer, dat de kerngroep om vier redenen geen afstand van mij neemt en dat de hele discussie later op de WSK-webstek zal worden geplaatst. Inmiddels staan hun brieven van 1 oktober, 2 en 11 november op de WSK-webstek en de hele briefwisseling op de Histos-webstek als Gedachtewisseling 10.

Wetenschap: vrij en gebonden
Wetenschapsbeoefening is vrij én gebonden. Ze is volledig vrij omdat op wetenschappelijk vlak iedereen alles mag beweren. Ze is streng gebonden omdat alleen een bewering een feit is als ze empirisch houdbaar blijkt te zijn. Is die empirische onderbouwing er niet, dan is een bewering slechts een speculatie.
      Op 16 oktober heb ik aangetoond dat mijn beweringen van 23 september feiten zijn.

Vernooy en Van der Leij: slechts speculaties; Van der Leij: ook schelden en op de man spelen
Vernooy is niet ingegaan op mijn feitelijke beweringen van 16 oktober zodat zijn beweringen van 1 oktober speculaties zijn.
      Wellicht is er één uitzondering: mijn bewering over het aantal uren, te weten 350 uren, dat kinderen in het Leesverbeterplan Enschede (LVPE) geacht werden met letters bezig te zijn; zie mijn brief van 16 oktober 2020, X, 3.
   Bij SPOE, uitvoerder van LVPE, heb ik informatie over het begin van LVPE opgevraagd; die was daar niet aanwezig maar wellicht wel bij de heer A. Kappen, projectleider van LVPE.
   Kappen, in reactie op mijn verzoek om die informatie: ‘het kost mij heel veel tijd om de gevraagde gegevens te vinden’ en, na het stellen van drie vragen, ‘Een antwoord op deze vragen is noodzakelijk voor we informatie gaan verstrekken’ (e-brief van 9 oktober 2020). Ik wil zeker met Kappen van gedachte wisselen (op 5 februari 2021 heb ik hem op de gedachtewisseling tussen Van der Leij & Vernooy en mij gewezen, in het bijzonder op mijn brief van 16 oktober 2020), maar dit vind ik oneigenlijke en niet ter zake doende voorwaarden.
   De gemeente Enschede (subsidieverstrekker) en de aan LVPE deelnemende scholen hadden de informatie desgevraagd niet meer. Vooralsnog is dit punt dus onbeslist, zie ik geen mogelijkheid om het beslisbaar te maken en zie ik geen aanleiding de Tweede Kamer hierover te schrijven.

Van der Leij is ook niet op mijn feitelijke beweringen van 16 oktober ingegaan, heeft slechts verbaal herhaald dat zijn beweringen over Bouw! feitelijk van aard zijn, heeft op mij gescholden (‘leugens’, ‘flagrante onzin’ en dergelijke) en heeft op de man gespeeld. Zijn beweringen van 1 oktober over Bouw! zijn dus eveneens speculaties: hij weerlegt mijn feitelijke beweringen erover van 16 oktober niet; hij voert de gedachtewisseling niet met empirische middelen en in zakelijke bewoordingen maar met schelden en op de man spelen.
      Op 23 september 2020 heeft Van der Leij de Tweede Kamer Directe Instructie (DI) aanbevolen als dé onderwijsaanpak om het leesprobleem in ons onderwijs op te lossen. Op 20 januari heeft de WSK ‘Directe Instructie: ineffectief bij niet-rijpe kinderen; overbodig bij rijpe kinderen’ gepubliceerd en heeft de WSK Van der Leij verzocht erop te reageren en zijn aanbeveling van 23 september in heroverweging te nemen. Op 21 januari is hem Bouw!, onder de loep genomen’ onder de aandacht gebracht. Op 20-22 januari heeft hij nergens inhoudelijk op gereageerd en heeft hij andermaal in mijn richting gescholden en op de man gespeeld.

Conclusie
Op 22 januari heb ik geconcludeerd dat ik de gedachtewisseling in alle opzichten heb gewonnen, met de bewering ‘350 uren in het Leesverbeterplan Enschede‘ vooralsnog als onbeslist punt. Mijn zienswijze op ontwikkeling en onderwijs is versterkt uit de bus gekomen en zij hebben hun zienswijze ernstig verzwakt.
      Zolang Van der Leij, Vernooy of wie dan ook het tegendeel niet empirisch aantoont, zijn dit de feiten:

1. De bewering ‘De empirisch-feitelijke werkwijze, volgens welke ik werk, levert feiten op’ is empirisch houdbaar.
   Daarentegen is de bewering ‘De empiristisch-positivistische werkwijze, volgens welke Van der Leij en Vernooy werken, levert feiten op’ niet empirisch houdbaar.

2. De bewering ‘De inferentiële statistiek levert schijnfeiten op’ is empirisch houdbaar.
   Daarentegen is de bewering ‘De inferentiële statistiek levert feiten op’ niet empirisch houdbaar.

3. De bewering ‘Ontwikkelingsfasen en de lijn “louter hakken –> hakken-en-gissen –> hakken-en-plakken –> onmiddellijk lezen” bestaan‘ is empirisch houdbaar.
   Daarentegen is de bewering ‘Ontwikkelingsfasen en die ontwikkelingslijn bestaan nietniet empirisch houdbaar.

4. De bewering ‘Trainen van niet-rijpe kinderen levert ontwikkelings- en onderwijsschijnfeiten op’ is empirisch houdbaar.
   Daarentegen is de bewering ‘Dat trainen levert ontwikkelings- en onderwijsfeiten op’ niet empirisch houdbaar.

—————————————————————————————

Laatste bewerking van deze webpagina: 5 februari 2021