Gedachtewisseling 6 Vervaet 25 januari 2020 9

Geachte heer Van Oers,

Op 4 januari 2020 heb ik op uw schrijven van 31 december gereageerd (https://stichtinghistos.nl/gedachtewisseling-6-vervaet-4-januari-2020_8). Ik hoop dat u er nog op zult reageren, maar ik heb er nu behoefte aan vijf punten onder uw aandacht te brengen:

1. Ik herhaal mijn verzoek ‘concreet aan te geven welke passage in mijn open brief u door welke passage vervangen wilt zien’ (https://stichtinghistos.nl/gedachtewisseling-6-vervaet-4-januari-2020_8). Indien er inderdaad begripsmatig iets rechtgezet dient te worden, zal ik dat graag doen. Indien in de open brief echter onvoldoende duidelijk is binnen welk perspectief een zin staat, volstaat het dat ik er ‘volgens zienswijze A’ of ‘volgens zienswijze B’ aan toevoeg.

2. Naar aanleiding van uw zinsnede ‘ga niet zitten wachten tot we de eerste signalen van “rijpheid” zien’ (Trouw, 3 oktober 2019) heb ik bijlage I geschreven.
    Conclusie: we wachten geen van beiden af, maar in uw optiek baseert onderwijs zich op een ‘“zone” van relevante handelingen binnen culturele activiteiten die het kind nog niet zelfstandig beheerst, maar wel betekenisvol kan uitvoeren met hulp van anderen’ (uw afscheidsrede, p.10). Dat houdt in mijn fasische optiek vaak in, dat dit onderwijs bóven het psychologische ontwikkelingsnivo van het kind zit, terwijl voorwaardescheppend onderwijs altijd óp het psychologische ontwikkelingsnivo van het kind zit. 

3. Naar aanleiding van onze schrijvens over imitatie vul ik mijn gedachtes aan met een bespreking van een voorbeeld in Janssen-Vos, Basisontwikkeling in de onderbouw. Zie bijlage II.
    Conclusie: een fase-13-kind imiteert niet bóven zijn ontwikkelingsnivo maar eróp.

4. Bij uw onderscheid tussen zelfontplooingsbenaderingen en de cultuurhistorische benadering heb ik enkele opmerkingen en vragen. Zie bijlage III.
    Conclusie: mijn benadering ‘zelfontplooiiend’ noemen lijkt me in het licht van mijn zesledige kijk op de psychologische ontwikkeling minder juist, maar als u mijn benadering niet zo noemt, op welke benaderingen doelt u dan wel?

5. Mijn reactie op uw en Polands artikel ‘Schematising activities as a means for encouraging young children to think abstractly’. Zie bijlage IV.
    Hoofdconclusie: empirisch heeft u slechts aangetoond dat fase-13-kinderen (gemiddeld 4;6-6;6) tot abstracties op het nivo van fase 13 in staat zijn en niet tot abstract denken in de zin van formeel opereren op het nivo van fase 18 (gemiddeld 11;6-12;6).

Ik hoop dat u reageert. Juister: aangezien u op 3 oktober, 28 en 31 december meerdere A’s zegt, verwacht ik dat u alsnog evenzovele B’s zegt. Mocht u dat niet doen, dan zal ik over enkele weken een afsluitende reactie schrijven.

Met vriendelijke groeten,

Ewald Vervaet

cc: Stichting Histos, Werk- en Steungroep Kleuteronderwijs, De Activiteit, OGO-Academie, Chiel van der Veen, Marjolein Dobber, Mariëlle Poland, Dolph Kohnstamm, redactie ‘Zone’, redactie ‘De wereld van het jonge kind’

—————————————————————————————

Laatste bewerking van deze webpagina: 26 januari 2020